Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6941

Datum uitspraak2007-01-09
Datum gepubliceerd2007-01-25
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200607038/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Instellen hoger beroep / advocaat niet gemachtigd door wettelijk vertegenwoordiger Appellante is geboren op 22 december 2001 en ten tijde van het instellen van het hoger beroep derhalve onbekwaam om in rechte te staan. Nu zij niet de leeftijd heeft bereikt, waarop zij in staat kan worden geacht de gevolgen van het instellen van een hoger beroep te overzien en uit het hoger beroepschrift evenmin blijkt dat een wettelijke vertegenwoordiger van appellante de advocaat heeft gemachtigd om hoger beroep in te stellen, kan appellante niet in haar beroep worden ontvangen.


Uitspraak

200607038/1. Datum uitspraak: 9 januari 2007 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: [appellante], appellante, tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2942 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 21 augustus 2006 in het geding tussen: appellante en de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 december 2005 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) het namens appellante gemaakte bezwaar tegen het niet tijdig door de minister nemen van een beslissing gegrond verklaard. Voorts heeft de minister beslist dat zij geacht moet worden met ingang van 7 februari 2002 tot 1 juni 2004 in het bezit te zijn geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Bij uitspraak van 21 augustus 2006, verzonden op 25 augustus 2006, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 september 2006, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 9 oktober 2006 heeft de minister een reactie ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 8:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, worden natuurlijke personen, onbekwaam om in rechte te staan, in het geding vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht. Ingevolge het tweede lid kunnen de in het eerste lid bedoelde personen zelf in het geding optreden, indien zij tot redelijke waardering van hun belangen in staat kunnen worden geacht. 2.2. Appellante is geboren op 22 december 2001 en ten tijde van het instellen van het hoger beroep derhalve onbekwaam om in rechte te staan. Nu zij niet de leeftijd heeft bereikt, waarop zij in staat kan worden geacht de gevolgen van het instellen van een hoger beroep te overzien en uit het hoger beroepschrift evenmin blijkt dat een wettelijk vertegenwoordiger van appellante de advocaat heeft gemachtigd om hoger beroep in te stellen, kan appellante niet in haar beroep worden ontvangen. 2.3. Het hoger beroep is kennelijk niet ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins de Vin en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens Voorzitter w.g. Van de Kolk ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2007 347-480. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze, mr. H.H.C. Visser, directeur Bestuursrechtspraak